Vlaams Marxistisch Tijdschrift (VMT), Jaargand 43, Nummer 2 (Summer 2009), pp. 59-61


De systeemcrisis in Griekenland

TAKIS FOTOPOULOS

 

De koelbloedige moord op een 15-jarige scholier op 8 december 2008 in Athene werkte als een katalysator voor een sociale explosie die de continue verslechtering van de huidige multidimensionele crisis goed illustreert.[1] Dit kan meetellen in een reeks van moorden en politiebrutaliteiten die sinds de burgeroorlog, inclusief de periode van de juntadictatuur, voor de naoorlogse geschiedenis zo karakteristiek zijn.

Waarin bestaat de systeemcrisis?

In Griekenland is de crisis, net zoals in elk ander land dat in de internationale markteconomie via de opening en de deregulering van de markten werd geïntegreerd, in de eerste plaats economisch. In het geval van Griekenland gebeurde dat pas na de toetreding van het land tot de Europese Unie (EU).[2] Zoals overal elders was het effect van de integratie in de internationale markteconomie een grote en voortdurend toenemende kloof tussen aan de ene kant de elites en de geprivilegieerde sociale lagen van de bevolking die van de kapitalistische neoliberale globalisering hebben geprofiteerd, en aan de andere kant de rest van de bevolking die van de effecten van werkloosheid, baanonzekerheid en armoede te lijden had. Meer dan 20 procent van de bevolking is vandaag tot dat laatste veroordeeld. Daar de meeste jonge Grieken in het verleden gewend waren om in de omvangrijke genationaliseerde sector te gaan werken, leidden de opening van de markten en de privatisering van brede segmenten ervan, in combinatie met de effectieve vernietiging van agrarische en industriële sectoren, tot massale werkloosheid onder de jongeren, waardoor Griekenland nu de hoogste werkloosheidspercentages van de hele eurozone heeft. Tegelijk veroorzaakte het model van “exportgeleide groei” een hoog tekort op de lopende betalingbalans van ongeveer 53 miljard dollar, ofwel 15 procent van het BNP, wat in de eurozone ook al een record is. Geen wonder dat de huidige financiële crisis Griekenland hard zal treffen. En dat niet alleen door het effect van de wereldrecessie op het toerisme, maar ook doordat de staatsschuld vandaag zowat gelijk aan het BNP is. Dat is de erfenis van de Olympische Spelen in 2004 in Athene, een evenement dat een recordbedrag van meer dan 10 miljard in huidige dollars heeft gekost[3] en daardoor een economische ramp was. Niet te verwonderen dat de huidige regering op dit moment aan te hoge interestpercentages op de wereldmarkt moet lenen, terwijl de lagere sociale klassen (die in Griekenland traditioneel het leeuwendeel van de belastingdruk voor hun rekening nemen) later de hoge lasten van de schuldaflossingen in de vorm van belastingen en lagere sociale uitgaven zullen moeten ophoesten.

De crisis verwijst echter niet alleen naar de economische instellingen, d.w.z. de kapitalistische markteconomie in de huidige fase van de neoliberale globalisering, maar ook naar hetgeen vandaag doorgaat voor “democratie”, dus naar de “politiek” zoals die in het parlement door de professionele politici van alle partijen wordt bedreven. De crisis vertaalt zich in het misprijzen van de mensen voor de twee grote partijen – en de ermee corresponderende dynastieën die Griekenland tijdens de voorbije halve eeuw hebben bestuurd, namelijk de familie van Karamanlis met de rechtse Nieuwe Democratie (ND[4]) en de clan van Papandreou van de socialistische PASOK[5]. Beide partijen hebben zich vooral in corruptie en cliëntelisme onderscheiden. Juist deze afhankelijkheidsrelatie, die vooral door het corrupte staatsapparaat en door dezelfde professionele politici wordt geschapen, moet deze laatsten hun herverkiezing verzekeren. De lagere sociale klassen kunnen geen veilige baan meer vinden, laat staan over een fatsoenlijke gezondheidszorg beschikken, tenzij ze onmisbare “connecties” met de zeer corrupte politieke klasse onderhouden. Geen wonder dus dat de recente sociale uitbarstingen in Griekenland allicht bevestigen dat een groot deel van de bevolking, vooral dan de jonge mensen die nog niet in het politieke en economische systeem zijn opgenomen – en de kans daarop zal in de toekomst gering zijn –, niet meer door de politieke elites wordt gecontroleerd. Dat geldt niet alleen voor de politici van de twee gouvernementele partijen, maar ook voor die politici van traditioneel links die vechten als honden om controle over die jonge kiezers te verwerven. Dat is hier vooral dan de Alliantie van Links (SYRIZA[6]). Deze laatste is een links-reformistische partij die via de Partij van “Europees Links” (EL) in de EU is geïntegreerd. SYRIZA wil door het jeugdige militantisme te prijzen de stemmen van de opstandige jongeren ronselen, terwijl de Communistische Partij van Griekenland (KKE)[7] de stemmen van de oudere generatie (dat zijn dan vooral de brave kiezers van de PASOK) tracht te verwerven door SYRIZA te verwijten dat ze de jonge relschoppers steunt! 

De crisis is voorts ook sociaal. Dat blijkt uit het verzet van de studentenbeweging tegen de pogingen van de neoliberalen en de sociaal-liberalen om de Europese richtlijnen voor de privatisering van het onderwijs door te drukken.[8] Tenslotte is er nog de ecologische crisis, zoals die in de zomer van 2007 op een tragische manier aan het licht is gekomen toen door een combinatie van klimaatwijziging en criminele corruptie van de elite vele arme boeren in de bosbranden zijn omgekomen.[9]

Uiteindelijk is de crisis niet alleen institutioneel, dit onder verwijzing naar de belangrijkste economische en politieke instellingen van Griekenland, maar ook – en zelfs hoofdzakelijk – moreel, omdat ze de basiswaarden van de instellingen in vraag stelt; of, nog beter, datgene in vraag stelt wat men het dominante sociale paradigma zou kunnen noemen, namelijk het systeem van overtuigingen, ideeën en de ermee overeenstemmende waarden die in een bepaalde maatschappij op een bepaald moment in de geschiedenis dominant zijn.[10] Dus stellen de jongeren in de huidige crisis, impliciet of expliciet, de individualistische concurrentiewaarden en de hebzucht, evenals het egoïsme en het consumentisme in vraag. Kortom, dat zijn de waarden van heteronomie die zowel op de huidige politieke, economische en, meer in het algemeen, op sociale instellingen zijn gevestigd, evenals de spirituele heteronomie die uit het godsdienstig irrationalisme voortvloeit.

Dat betekent dat er dus sprake is van een systeemcrisis.

Het spook van de opstand vandaag

De crisis is natuurlijk geen zuiver Grieks verschijnsel. Het gaat hier om een spook dat in de wereld rondwaart en dat de kapitalistische wereldeconomie plaagt: het spook van de massale opstand. Dat laatste boezemt de transnationale elites angst in omdat deze opstand zou kunnen exploderen als gevolg van de opgehoopte woede onder de niet geprivilegieerde sociale lagen. Deze woede komt voort uit het feit dat men zich van de omvang van de eigen ontgoocheling bewust is geworden na al het harde werken van de laatste jaren (en in bepaalde gevallen van uitputtende arbeid, zoals in “mirakellanden” als China, India, enz.), en ook uit het feit dat de opstapeling van universitaire diploma’s geen voortdurende verbetering van de levensstandaard, d.w.z. van hun consumptieniveau, meer belooft. Deze ontgoocheling wordt nog des te groter als men ontdekt dat al deze inspanningen, hoewel die speciaal in het noorden tot een groei van de middenklassen hebben geleid, de grote meerderheid van de wereldbevolking verder in bestaansonzekerheid en in afschuwelijke armoede laten leven. Tegelijkertijd zien de jongeren de levenskwaliteit – en soms hun leven – door de economische groei en de “ontwikkeling” bedreigd, dit terwijl het grootste deel van de sociale welvaart naar de elites gaat, naar de bevoorrechte sociale klassen en hun nakomelingen, terwijl men de kruimels aan de anderen doorschuift om hun instemming af te kopen.[11]

Het is daarom duidelijk dat als de multidimentionele crisis zich nog verdiept, de sociale uitbarstingen in het noorden en in het zuiden talrijker zullen worden. Zo is het niet verwonderlijk dat de elites in al deze landen door middel van een “antiterroristische” wetgeving hun eigen terroristische actiemiddelen versterken om de eigen bevolking in bedwang te houden.[12] Niets zal inderdaad veranderen zolang het bestaande systeem een “menselijk” gezicht opzet bij het invoeren van enkele hervormingen (zoals door reformistisch links geëist) die echter de zich zelf reproducerende fundamentele politieke, economische en sociale structuren intact laten.

Een nieuwe Mei ’68?

De huidige sociale explosies, of die nu plaatsvinden in de buitenwijken van Parijs, zoals een paar jaar geleden[13], of in het huidige Griekenland, vertonen echter niet de vertrouwde karakteristieken van de “gepolitiseerde” opstanden uit het verleden die ooit op Mei ’68 zijn uitgemond. Dat is wat de eerste duidelijk van de tweede soort opstanden onderscheidt en waardoor in het bijzonder de elites en de ideologen in de academische wereld en in de massamedia over “blind geweld” spreken, namelijk het volkse geweld tegen de eigendom. Dit geweld keert zich echter nooit tegen het leven als “uiterste goed”. In plaats daarvan keert het zich tegen de symbolen van de economische en politieke macht (de banken, de transnationale bedrijven, de regering, de politiediensten, enz.). Of het keert zich tegen de symbolen van het consumentisme. Deze doelen worden echter niet collectief gekozen na een (wel of niet) bewust democratisch besluitvormingsproces, zoals de studentenvergaderingen, of via de verschillende politieke organisaties, maar in principe individueel en op grond van een zich gewoonlijk onbewust afzetten tegen de instellingen en de waarden van het systeem. Zoals in elke opstand worden de deelnemers natuurlijk niet allemaal door gelijkaardige motieven voortgedreven. Overlevingsstrategieën motiveren bijvoorbeeld gewoonlijk de verarmde immigranten of de drugsverslaafden die allebei de grootste slachtoffers van de sociale onderdrukking zijn, om nog maar te zwijgen van de geheime agenten en de provocateurs voor wie het doel er eenvoudigweg in bestaat om het volkse tegengeweld te discrediteren.

Het “blinde” karakter van het huidige volkse tegengeweld heeft echter zowel een positief als een negatief karakter. Het positieve aspect ervan is dat de volkse spontaneïteit in laatste instantie een onbewuste perceptie van de systeemoorzaken van de crisis is en dat die de woede van de deelnemers tegen de symbolen van het systeem doet ontladen. En het negatieve aspect is dat, als er geen universeel project voorhanden is (dat is een elementaire analyse van de oorzaken van de crisis, zoals een rudimentaire visie op de vorm van de alternatieve maatschappij en de strategie die er naar toe moet leiden), die spontaneïteit dan onvermijdelijk tot het gebruik van zelfs nog meer ruw geweld zal uitnodigen en dat dit dan zal uitmonden in een nog brutalere onderdrukking van deze spontane opstanden terwijl de “zwijgende meerderheid” onder de volledige controle van de professionele politici rustig op de canapé kan blijven zitten. Vandaar de noodzaak om op basis van een nieuw project aan de ontwikkeling van een massabeweging tegen dit systeem te bouwen. Dat moet dan leiden tot het instellen van een alternatieve inclusieve democratie die deze naam waardig is.

 

(Vertaling: André Mommen)


 

[1] Een kortere versie van dit artikel werd in de Atheense krant Eleftherotypia (3/1/2009) gepubliceerd.

[2] Takis Fotopoulos, “Economic restructuring and the debt problem: the Greek case”, in International Review of Applied Economics, jg. 6, nr. 1 (1992).

[3] Simon Usborne, “After The Party: What happens when the Olympics leave town”, in The Independent (19/08/2008).

[4] Νέα Δημοκρατία.

[5] Πανελλήνιο Σοσιαλιστικό Κίνημα, ΠΑΣΟΚ.

[6] Συνασπισμός Ριζοσπαστικής Αριστεράς, ΣΥΡΙΖΑ.

[7] Κομμουνιστικό Κόμμα Ελλάδας, ΚΚΕ.

[8] Takis Fotopoulos, “The Struggle Against the Privatisation of Education in Greece”, in The International Journal of Inclusive Democracy, jg. 3, nr. 2 (april 2007).

[9] Takis Fotopoulos, “The deadly fires in Greece: a “tragedy” of the inevitable outcome of the criminal elites’ activities?”, in The International Journal of Inclusive Democracy, jg. 3, nr. 4 (oktober 2007).

[10] Takis Fotopoulos, “Mass media, Culture and Democracy”, in Democracy & Nature, jg. 5, nr. 1 (maart 1999).

[11] Serge Latouche, “De-growth: an electoral stake?” en Takis Fotopoulos, “Is degrowth compatible with a market economy?”, in The International Journal of Inclusive Democracy, Vjg. 3, nr. 1 (januari 2007).

[12] See e.g., Jenni Russell, “The all-seeing state is about to end privacy as we know it”, in The Guardian (8/10/2008); AC Grayling, “Safety in our cages”, in The Guardian (26/8/2008).

[13] Takis Fotopoulos, “The European Left and the myth of the European social model”; idem, “France: The revolt of the victims of neoliberal globalisation”, in The International Journal of Inclusive Democracy, jg. 2, nr. 4 (november 2006).