Vlaams Marxistisch Tijdschrift (Vmt), Jaargand 42, Nummer 4 (Winter 2008)


De transnationale elite en Rusland: een nieuwe bipolaire wereld?

printable version

TAKIS  FOTOPOULOS

 

In dit artikel wordt nagegaan of Rusland de komende jaren tot een machtscentrum kan uitgroeien dat de economische en militaire hegemonie van de Verenigde Staten in de wereld in vraag zal stellen. Daarbij wordt vooral gekeken naar de positie van de elite die in Moskou de politieke en economische macht bezit. Wil en kan deze elite breken met de belangen van het transnationale kapitalisme? En in welke mate kan Rusland zich ontwikkelen tot een factor van betekenis in de wereldpolitiek door een aantrekkingspool voor andere landen te worden?

De betekenis van de huidige unipolaire wereld

De Russische interventie in Georgië versterkte het gevoel van diegenen die willen geloven dat de terugkeer naar een bipolaire wereld (en voor anderen een multipolaire wereld) in het huidige tijdperk van een geïnternationaliseerde kapitalistische wereldeconomie mogelijk is. Echter, indien de bipolaire wereld in het tijdvak van het “werkelijk bestaande socialisme” ooit mogelijk was, dan moet men de reden hiervoor uiteraard zoeken in het feit dat de andere pool met een blok van landen op een verschillend sociaal systeem was gebaseerd. Dat betekent dat de lidstaten ervan zich niet in de kapitalistische wereldeconomie konden integreren. In die tijd, toen de natiestaten nog domineerden en de neoliberale globalisering nog niet was begonnen, waren de Verenigde Staten en de Sovjet Unie de twee supermogendheden en de sterkste militaire en politieke natiestaten die respectievelijk het kapitalistische blok van natiestaten en dat van het “werkelijk bestaande socialisme” aanvoerden. Na de opkomst van de geïnternationaliseerde markteconomie in de jaren 1970 en de effectieve ondergang van de natiestaat als soevereine economische eenheid (alhoewel die nog de parafernalia van een veronderstelde soevereine politieke eenheid behield), werd de natiestaat in toenemende mate, hier het duidelijkste in o.a. Joegoslavië, Afghanistan en Irak, door de militaire aanvallen van de transnationale elite ondermijnd. Na de ineenstorting van het “werkelijk bestaande socialisme” ontstond een Nieuwe Wereld Orde (NWO). In de NWO is zowel de wereldeconomie als de politieke macht niet meer zoals vroeger in handen van één of twee natiestaten. In plaats daarvan is de macht over een complex en onderling verbonden netwerk van elites verspreid die ik elders[1] al de transnationale elite heb genoemd, d.w.z. de elite die haar economische, politieke of algemene sociale macht verkreeg door op internationaal niveau actief te zijn. Wat impliceert dat ze niet enkel en zelfs niet primair de belangen van een bepaalde natiestaat uitdrukt. De transnationale elite bestaat uit de transnationale economische elites (bestuurders van transnationale bedrijven en hun lokale filialen), de transnationale politieke elites, d.w.z. de geglobaliseerde bureaucraten en politici die zowel in de grote internationale instellingen, als in de staatsapparaten van de belangrijkste markteconomieën werken, of de transnationale professionele elites, waarvan de leden een dominante rol spelen in de verschillende internationale stichtingen, denktanks, onderzoeksafdelingen van de belangrijkste internationale universiteiten, de massamedia, enz.

In tegenstelling tot de gangbare mythologie uit de media, die ook door de reformistische linkerzijde wordt ondersteund, bestaat de huidige unipolaire wereld daarom niet alleen maar uit die ene militaire supermacht (de Verenigde Staten) die na de ineenstorting van het “werkelijk bestaande socialisme” is overgebleven. In feite oefent de Amerikaanse elite enkel hegemoniale macht uit binnen de transnationale elite, omdat ze nog altijd over de sterkste militaire macht beschikt. Van de andere kant is de economische macht verspreid over multinationale bedrijven, waarvan de meeste hun oorsprong vinden in de landen die deelnemen aan de “Groep van Zeven” (USA, Verenigd Koninkrijk, Japan, Duitsland, Frankrijk, Canada en Italië). Die landen controleren ook de belangrijkste internationale economische en militaire organisaties (IMF, Wereldbank, WTO, EU, NAFTA, NATO, enz.).

Is een alternatieve pool vandaag mogelijk?

Dit betekent dat een nieuwe bipolaire wereld vandaag een duidelijk andere betekenis heeft gekregen in vergelijking met die van de naoorlogse bipolaire wereld van de USA versus de USSR. De enige overgebleven pool is nu de “wereldgemeenschap” (zoals men de transnationale elite vandaag eufemistisch noemt). De huidige wereld die effectief door de transnationale elite wordt gecontroleerd, is gebaseerd op de geïnternationaliseerde kapitalistische markteconomie en op de vertegenwoordigende “democratie” (met als uitzondering o.a. Cuba). Kan dan uit een wereld die bijna overal door dezelfde instellingen wordt beheerst (hoewel de vertegenwoordigende “democratie” ook semi-dictatoriale regimes die op militaire junta’s lijken, kan omvatten!), wel weer een bipolaire wereld ontstaan? Indien één of meer landen in staat en bereid zijn om hun afhankelijkheidsbanden met de transnationale elite te verbreken?

De noodzakelijke voorwaarde – het institutionele raamwerk van een land binnen de kapitalistische wereldeconomie is vandaag de representatieve “democratie”  –  daarvoor is echter economische zelfvoorziening, dus een voldoende omvang van de thuismarkt. Economische zelfvoorziening kan ook politieke zelfstandigheid mogelijk maken, wat tot de politieke controle over de internationale economische betrekkingen kan leiden, in plaats van door de wereldmarkt. En tot militaire autonomie indien de omvang van het betreffende land en de technologische ontwikkeling ervan dat toelaten. De voldoende voorwaarde is echter dat men breekt met de politieke en economische afhankelijkheid van de transnationale elite door de ontkoppeling van het betreffende land van de geïnternationaliseerde markteconomie.

Aan deze voorwaarden voldoet Rusland vandaag echter niet. En zeker niet China, waarvan de ontwikkelingsdynamiek op cruciale wijze van zijn volledige integratie in de geïnternationaliseerde markteconomie en de buitenlandse handel[2] afhankelijk is. Of de andere potentiële polen (India, Brazilië, enz.) die worden geacht ook deze rol te kunnen spelen. Hen neemt men niet ernstig om zelfs maar daarvoor in aanmerking te kunnen komen, daar zij hoofdzakelijk uit “ontwikkelingseilanden” midden in een poel van onderontwikkeling en armoede bestaan! Het lijkt er daarom op dat wie droomt van een mogelijke terugkeer naar een multipolaire of een bipolaire wereld in het tijdperk van de globalisering, nog leeft in het begin van de vorige eeuw, toen de internationalisering van de markteconomie fundamenteel op natiestaten en op koloniale monopolies berustte, een situatie waaraan vandaag niet meer wordt voldaan nu de economische basis van de geïnternationaliseerde markteconomie de multinationale onderneming is, met als politieke kern de transnationale elite die de “G7” en de economische en militaire internationale instellingen controleert.

Het is ondenkbaar dat na de vreselijke ervaringen met een unipolaire wereld, een nieuwe bipolaire wereld een positieve impact op de internationale scène kan hebben. Men kan zich dus best indenken dat in een bipolaire wereld – zoals we die ooit vroeger met het door de Verenigde Staten geleide kapitalistische Westen versus het blok van het door de Sovjet-Unie geleide “werkelijk bestaande socialisme” hebben gekend – een invasie van huurlingen van de transnationale elite in Irak, Afghanistan, Joegoslavië, of de wurging van het Palestijnse volk, onmogelijk zou zijn geweest. De cruciale kwestie in de nasleep van de korte oorlog in Georgië is daarom de volgende: voldoet Rusland vandaag aan de voorwaarden om, in het licht van de huidige kredietcrisis, de rol van alternatieve pool tegenover die van de door de Amerikaanse elite gecontroleerde andere pool te spelen?

De Russische elite mag niet eens haar eigen Kosovo hebben!

Echter, voordat ik de hoger gestelde vraag kan beantwoorden, moet ik eerst duidelijk stellen dat de interventie door de Russische elite in Georgië, zoals de vergelijkbare aanval van de transnationale elite op Joegoslavië, niets te maken had met het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren, zoals sommige “analisten” van beide zijden poogden aan te tonen door te steunen op de propaganda van de respectieve elites, waardoor ze het proces van de werkelijk in het geding zijnde issues poogden te versluieren. De transnationale elite werd feitelijk niet aangespoord tot het plegen van barbaarse NAVO-aanvallen op het Joegoslavische volk uit bezorgdheid voor de mensenrechten van de Kosovaarse Albanezen. Dit ondanks de mythologie die in die tijd hier rond werd gepropageerd en die door de hele Europese reformistische linkerzijde en de hoofdmoot van de Groenen[3] werd onderschreven. Hoewel hoofdzakelijk van defensieve aard gebeurde de interventie van de Russische elite in Georgië – die natuurlijk niet te vergelijken valt met de massale en brutale NAVO-bombardementen op het Servische volk – eveneens uit bezorgdheid over de schending van de mensenrechten van de Osseten en de Abchazen. Het is nu wel nuttig om de omkering in de rol te noteren. Terwijl aan de ene kant de transnationale elite en de door haar gecontroleerde massamedia – evenals de onvermijdelijke NGO’s – in een orgie van desinformatie het principe van de onschendbaarheid van de soevereiniteit en van de territoriale integriteit (waarbij ze echter de gevallen van Servië, Afghanistan, Irak, enz. vergeten) zonder scrupules verdedigen, terwijl aan de andere kant de Russische elite, die nu de mensenrechten van de actuele “Kosovaren” verdedigt, natuurlijk wel die van de Tsjetsjenen “vergeet”! Onnodig te zeggen dat vanuit het standpunt van een inclusieve democratie al deze contradicties onvermijdelijke bijproducten van de natiestaat zijn, dus van de sociale organisatievorm die historisch gezien de bovenhand heeft genomen ten koste van alternatieve vormen van de op volksconfederalisme gebaseerde sociale organisaties.[4]

In werkelijkheid is deze schijnbaar contradictoire attitude van de transnationale elites perfect verenigbaar met hun objectieven en strategie. In het geval van het voormalige Joegoslavië, zoals ik al elders aantoonde[5], was de doelstelling om het proces van integratie van het land in de NWO na de implosie van het “werkelijk bestaande socialisme” op de Balkan te voltooien. De middelen werden tijdens de desintegratie van het land gevonden in het uitbuiten van etnische en etnocentrische verschillen die zich onvermijdelijk door de gelijktijdige ondermijning van de socialistische ideologie toespitsten. Hierdoor ontstond een reeks van gecontroleerde kleine staten en protectoraten (Slovenië, Kroatië, Bosnië, Kosovo, Macedonië, Montenegro) die na de verzwakking van Servië geleidelijk in de financiële en politieke instellingen van de NWO (EU, WTO, NAVO) opgingen. Een kosmopolitische, “moderniserende” middenklasse die vurig naar haar integratie in dezelfde instellingen verlangde, kwam hierdoor aan de macht.

Na de ineenstorting van het “werkelijk bestaande socialisme” in de Sovjet-Unie blijft de doelstelling van de transnationale elite het voltooien van het integratieproces van de vroegere deelstaten in de NWO. Het middel daartoe is eens te meer het desintegreren van het land via het benutten van de onvermijdelijke nationale en etnische verschillen die na de ineenstorting van de socialistische ideologie aan het licht zijn gekomen. De onmiddellijke doeleinden waren eerst en vooral het ontstaan van een reeks van gecontroleerde kleine staten en protectoraten die geleidelijk aan geïntegreerd werden in de reeds eerder vermelde financiële en politiek-militaire instellingen van de traditionele elite, en, ten tweede, de parallelle economische en politiek-militaire verzwakking van Rusland door middel van een omsingeling door NAVO-basissen en raketsystemen op grond van het ridicule voorwendsel om hiermede de (niet-bestaande) Iraanse langeafstandsraketten te bestrijden! De eerste van de hier vermelde objectieven is in feite al bereikt door het ontstaan van een reeks van “onafhankelijke” (d.w.z. totaal afhankelijk van de transnationale elite) staten naar het model van de Balkan, zoals Georgië, Oekraïne, enz. die Rusland omgeven. Met altijd de mogelijkheid dat een nationalistische elite de macht in Rusland grijpt om volledig met de controle door deze transnationale elite te breken.

(Foto invoegen: Poetin)

De hierboven vermelde objectieven waren duidelijk niet in overeenstemming met de erkenning van de Russische elite als een onafhankelijk lid van de transnationale elite dat invallen in andere landen mag lanceren en daarbij openlijk andermans soevereiniteit mag schenden. Dit “recht” is exclusief voorbehouden aan die elites die de steun van de “internationale gemeenschap”, hier dus de transnationale elite, genieten, zoals die door de “G7” en door de internationale organisaties wordt vertegenwoordigd! Rusland wordt enkel als een ondergeschikt lid in deze besloten club aanvaard (handig uitgedrukt in de benaming “G7+1”) zolang het applaudisseert voor de oorlogen en de invasies van de “G7” – of zich op zijn minst hiertegen niet actief verzet – en de energiedragers exporteert die voor de economische groei in het Westen nodig zijn. Daarom kan het actieve verzet van de Russische elite tegen de plannen van de internationale elite met betrekking tot de vroegere Sovjetrepublieken nooit de steun van de “internationale gemeenschap” krijgen en moet de Russische elite “geïsoleerd” worden om haar terug in het “hok” te kunnen drijven, d.w.z. haar te herleiden tot de ondergeschikte rol die de transnationale elite haar oplegt.

Om te kunnen weten of Rusland een potentiële alternatieve machtspool kan vormen tegen de door de transnationale elite georganiseerde unipolaire wereld in de NWO, moeten we eerst de significante economische veranderingen die in het huidige decennium plaatsvonden, vergelijken met de situatie in de jaren 1990. Dat is van belang, daar de transnationale elite al haar doelstelling om Rusland in een permanente ondergeschikte positie (zowel economisch als politiek-militair) ten aanzien van de transnationale elite te houden al grotendeels tijdens het vorige decennium heeft gerealiseerd. In het huidige decennium wordt die positie in vraag gesteld door de effectieve nationalisering van de energiebronnen en de hoge energieprijzen voor olie en gas, iets waarvan het land grote reserves heeft.

Rusland in de jaren 1990:

integratie in de geïnternationaliseerde markteconomie

De hervormingsplannen die door de transnationale elite – via de kliek rond Jeltsin – werden opgelegd, waren door Jeffrey Sachs van de Harvard University ontworpen en door de “G7” goedgekeurd. Het werkelijke doel hiervan was de integratie van het land in de geïnternationaliseerde markteconomie en dát werd door de Russische elite naar de letter uitgevoerd. Het hervormingsplan bevatte de volgende “hervormingen”:

  1. ontbinding van de COMECON;

  2. convertibiliteit en, als gevolg hiervan, een forse depreciatie van de roebel (in 1991 was de wisselkoers nog ongeveer een halve roebel voor een dollar, in tegenstelling tot de 4.300 à 4.900 roebel voor een dollar in 1995!) – dat was een sleutelinstrument voor de uitverkoop van de Russische bedrijven aan het buitenlandse kapitaal;

  3. economische groei aangezwengeld door export en buitenlandse directe investeringen;

  4. liberalisering van de markten, enz.

Het gecombineerde effect van deze maatregelen was een radicale desindustrialisatie van Rusland met de ontwrichting van de productiestructuren als direct gevolg van de door de internationale instellingen gecontroleerde “herstructurering via de markt” die door de transnationale elite (IMF, Wereldbank) was gepromoot. De herstructurering, zoals een academische studie ooit aantoonde[6], kwam enkel de eenvoudige productieprocessen in de energie- en de grondstoffenexport ten goede. Dankzij de drastische depreciatie van de munt was de export bijzonder voordelig.

Alhoewel de desindustrialisatie van de ontwikkelde kapitalistische landen door de verplaatsing van veel industrie naar het Zuiden (China, India, Brazilië, enz.) een algemeen kenmerk van de nieuwe internationale arbeidsdeling in de huidige globalisering is, heeft het tempo van desindustrialisatie in Rusland niets te maken met dat van andere geïndustrialiseerde landen. In de periode 1990-2003, toen de verhouding van het industrieel product tot het nationaal product in de ontwikkelde geïndustrialiseerde landen met ongeveer 18 procent daalde, bedroeg de overeenkomstige daling in Rusland 30 procent, dit ondanks de forse stijging van de energieproductie (dat een onderdeel van de industriële productie is).[7] Het gevolg hiervan is dat meer dan de helft van de Russische export nu bestaat uit industriële grondstoffen, dit in tegenstelling tot de ontwikkelde kapitalistische landen, waar de export van dergelijke grondstoffen slechts 5 procent van de uitvoer bedraagt, terwijl 80 procent uit industrieproducten bestaat die naar landen in de periferie, zoals Rusland, worden uitgevoerd of geruild met gelijkaardige producten uit andere westerse landen.[8] De sociale gevolgen waren onvermijdelijk dramatisch. De inkomensverdeling die, aldus westerse bronnen[9], in de Sovjetperiode beter was dan in de westerse landen met een gelijkaardige graad van ontwikkeling, werd op het einde van het vorige decennium één van de slechtste doordat het aantal mensen dat tussen 1989 en 1998 onder de armoedegrens leefde met tien was vermenigvuldigd (van 14 naar 147 miljoen)[10]. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zowel de Russische bevolking als haar levensverwachting na 1990 beduidend is gedaald[11], hetgeen een feit zonder weerga in een modern land in vredestijd is. Geen wonder dat de VN-index van Human Development voor Rusland in 2003 lager was dan in 1990, een fenomeen dat we alleen kennen van Afrikaanse landen![12]

Deze periode van “catastroika”, toen Rusland nog onder het gesternte van het Harvardmodel en de transnationale elite verkeerde, werd ten slotte beëindigd door de opkomst van een sterke nationale beweging, die echter geen gewone nationale beweging was, maar die direct en indirect de vorm van een nationale bevrijdingsbeweging tegen de transnationale elite en de neoliberale globalisering aannam. Die laatste werd (terecht) verantwoordelijk gesteld voor de totale economische en sociale rampspoed waarin de Russische bevolking nu verkeerde. Reeds in 1994 hadden communistische en nationalistische organisaties een Verklaring van de Revolutionaire Oppositie ondertekend, waarin de sociale met de nationale revolutie werd gelijkgesteld en tot hoofddoel verklaard om de vernietiging van de nationale productie te stoppen ten einde de nationale markt en het nationale kapitaal te verdedigen – natuurlijk werd het issue van een systeemverandering niet eens gesteld! Intussen leidde de gewelddadige integratie van de Russische economie in de geglobaliseerde markteconomie door middel van het “wilde kapitalisme” dat op het “werkelijk bestaande socialisme” volgde, tot de schepping van een duale economische elite en een ermee corresponderende groeiende middenklasse. In feite gebeurde aldus een feitelijke splitsing tussen enerzijds een economische elite die op de buitenlandse markt en het buitenlandse kapitaal (dochtermaatschappijen van multinationals, investeerders uit het Westen, importeurs en exporteurs, enz.) was gefocust, en anderzijds een economische elite die hoofdzakelijk op de binnenlandse markt was gericht omdat ze haar kapitaal grotendeels in Rusland had belegd. Dat betekende een breuk tussen de nationale en de mondiale kleptocratie, zoals ze treffend door onderzoeker Andrei Piontkovsky van de Russische Academie van Wetenschappen in de Moscow Times werd genoemd.[13]

Maar het was vooral door de opkomst van de politieke elite rond Poetin in het begin van dit decennium dat het landschap veranderde, dit wegens haar systematische inspanning om de algemene belangen van de economische elite met de aspiraties van de “nationale bevrijdingsbeweging” te verzoenen. Bij deze inspanning had de nieuwe politieke elite de “nationale” economische elite als haar belangrijkste bondgenoot, doch zonder het geïnternationaliseerde deel ervan van zich te vervreemden. Nochtans is dit compromis onvermijdelijk contradictoir. Beide bewegingsdynamieken, met in mindere mate de overlevingsstrijd van de “nationale elite” in de internationale concurrentie, leidden tot de de-integratie van Rusland uit de geïnternationaliseerde markteconomie, terwijl de geïnternationaliseerde fractie van dezelfde elite in de tegenovergestelde richting koers zette, namelijk naar een verdere integratie. Het resultaat was dan een conflict tussen deze twee secties van de economische elite.

Rusland in de jaren 2000:

de-integratie van de geïnternationaliseerde markteconomie?

Het deel van de politieke elite dat bij het begin van het decennium onder Poetin de kliek van Jeltsin opvolgde, trachtte de belangen van de economische elite die via de uitverkoop van staatsbedrijven door Jeltsin was geschapen, te verzoenen met de populaire vraag naar een “nationale” economische groei met een vorm van welvaartsstaat zoals die door de alliantie van de communisten met de nationalisten werd bepleit. In 2000 verschilde de structuur van de Russische economische elite echter zeer van de huidige. Na een decennium van economische integratie in de geïnternationaliseerde markteconomie en de privatisering van de energiebronnen (die na de economische integratie de enige bron van rijkdom van het land waren geworden) was het geïnternationaliseerde deel van de kleptocratische economische elite dominant geworden. De eerste maatregelen die de elite onder Poetin nam, vertaalden juist deze dominantie:

  • het economische marktsysteem wordt door een nieuw wetboek vergezeld dat de aankoop van landbouw- en bouwgrond door Russen én buitenlanders erkent;

  • een drastische vermindering van de inkomstenbelasting waardoor de oligarchen en de straatvegers aan een identieke belastingschijf van 13 procent onderworpen worden – een regeling die de kleptocraten trouwens schandalig bevoordeelt;

  • de ontmanteling van de omvattende welvaartsstaat uit de tijd van de Sovjet-Unie, waarna de commercialisering van de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale diensten (Rusland besteedde in het begin van het decennium 6 procent van het BBP aan gezondheidszorg, terwijl het wereldgemiddelde 10 procent bedroeg![14]) volgt en

  • ten slotte de afschaffing van het stelsel van sociale uitkeringen, dat aan miljoenen Russen, inclusief de armen, de veteranen, de gepensioneerden en de gehandicapten, een of andere vorm van voorrechten verschafte, en dat nu door een systeem van financiële compensaties wordt vervangen, waarop slechts tussen 14 en 17 miljoen van de 102 miljoen mensen die voorheen voor de volledige Sovjetuitkeringen in aanmerking kwamen, beroep kunnen doen. Dat zou trouwens in 2005 tot aanzienlijke sociale onrust leiden.

Tegelijkertijd nam de nieuwe elite in het Kremlin drastische maatregelen om haar economische en dus haar politieke macht te bevorderen. Wat tot een verzwakking van het geïnternationaliseerde deel van de economische elite leidde en wat bijdroeg tot een evenredige versterking van de “nationale” economische elite die hoofdzakelijk op de binnenlandse markt opereerde en die juist een vermindering van de afhankelijkheid van de geïnternationaliseerde economische markt nastreefde, waarin de transnationale elite precies geïnteresseerd was. Geen wonder dus dat in 2003 de transnationale en binnenlandse elites met ongeveer een dozijn miljardairs, dat ongeveer de helft van de ’s lands rijkdom controleert, in paniek geraakten, toen Chodorkovski (een bekende miljardair-kleptocraat die de steun van de kliek rond Jeltsin genoot en die hoofdaandeelhouder van Yukos was geworden, een oliemaatschappij die 20 procent de Russische olie controleerde) werd veroordeeld en gevangengezet, terwijl de staat al zijn aandelen en die van zijn kleptocratische vrienden, die samen goed waren voor 44 procent van het totale kapitaal, “bevroor”. Dat zou in 2006 tot een faillissement van de maatschappij leiden. “Poetin kondigt een aanval op het Russisch kapitalisme aan”, kopte The Observer[15]. De Russische Eerste Minister Kasyanov (de laatste aanhanger van Jeltsin in de regering) kritiseerde openlijk deze aanval op de grote zakenbelangen, wat onmiddellijk tot het ontslag van zijn regering zou leiden. De grootste klap voor het geïnternationaliseerde deel van de Russische elite kwam echter in 2005 met het herstel van de staatscontrole over Gazprom (de grootste Russische maatschappij) en de parallelle beperking van de activiteiten van de oliemultinationals (BP, Shell, Mitsubishi, Mitsui) in het land. Gazprom heeft intussen haar activiteiten van gas naar olie uitgebreid en van daar naar de massamedia. Ze voorziet nu in eenderde van de Europese energiebehoeften.

De nationalisering van Gazprom betekende dat de in de voorbije jaren verkregen grote winsten uit de geometrische stijging van de olieprijzen niet meer in de zakken van lokale en buitenlandse kleptocraten terechtkomen en zo naar buitenlandse banken stromen, maar naar de staatskas vloeien en uiteindelijk de binnenlandse markt bereiken. Buitenlandse kleptocratische “investeerders” – die in wezen  in een roofzuchtige plundering van de Russische energiebronnen zijn geïnteresseerd – werden dus ontmoedigd, terwijl tezelfdertijd de Russische politieke elite de kans kreeg om de enorme buitenlandse schuld van 22 miljard dollar aan de door de transnationale elite gecontroleerde internationale organisaties en banken af te bouwen, waardoor het land werd verlost van het gangreen van de grote kapitaaltransfers door de interestbetalingen plus aflossingen aan het buitenland. Het stimuleren van de binnenlandse markt en investeringen leidde tot een gevoelige stijging van de productiviteit, de lonen en de consumptie van de middenklasse. Deze laatste groeide van 8 miljoen in 2000 tot 55 miljoen mensen in 2006.[16] Dat hierdoor de “nationale” economie werd versterkt, is evident omdat, ondanks de forse stijging van de energieprijzen tijdens de voorbije jaren, de energie-inkomsten maar 5,7 procent aan het Russisch BBP bijdragen, en men verwacht dat die in 2011 tot 3,7 procent zullen dalen.[17] Ongetwijfeld is de op een marktsysteem gebaseerde economische groei debet aan de toegenomen sociale ongelijkheid en aan de verdubbeling van het aantal Russische miljardairs tijdens de voorbije jaren. Volgens het Institute for Social and Economic Research of Population[18] verdient 30 procent van alle loontrekkers minder dan het levensnoodzakelijke en balanceren de pensioenen op de rand van het levensminimum.

Conclusies: Rusland op een tweesprong

Naarmate een land zich in de geïnternationaliseerde markteconomie integreert, zal het onvermijdelijk ook in een internationale hiërarchie worden opgenomen. Die rangorde wordt hier bepaald door de concentratie van economische en politiek-militaire macht die in handen van een transnationale elite is en die op het politieke vlak door de “G7” en op het economische vlak door de leiding van de multinationale bedrijven wordt vertegenwoordigd.[19]

Het mag daarom duidelijk zijn dat een mogelijke terugkeer naar de internationalisering uit de vroege twintigste eeuw, met natiestaten die zich in een concurrentieslag bevinden om een zo groot mogelijk deel van de wereldmarkt te veroveren, nu onmogelijk is in een tijdperk van een geïnternationaliseerde markteconomie met onderling verbonden activiteiten van transnationale bedrijven die zich met hun dochterondernemingen over de hele wereld hebben verspreid. Enerzijds zou een land met de marktomvang van Rusland dat nog niet geheel in de geïnternationaliseerde markteconomie is geïntegreerd en dat nog niet door de internationale elite (zelfs niet die van de WTO) wordt gecontroleerd, best de rol van alternatieve pool tegenover die van de transnationale elite kunnen spelen en zijn afhankelijkheid van de buitenlandse handel en investeringen overeenkomstig kunnen verminderen. In het huidige Rusland zijn daarom de voorwaarden en de ermee overeenstemmende trend voorhanden voor zowel een de-integratie van het land uit de geïnternationaliseerde markteconomie, als voor een volledige integratie van het land als vazal van de transnationale elite in de geïnternationaliseerde markteconomie. Een duidelijke indicatie voor die eerste trend was de opwaardering van de binnenlandse markt door het gebruik van olie als “politiek wapen” – hier de poging van de Russische elite om de controle over het transport van olie en gas naar West-Europa te versterken – en natuurlijk de herschikking van de macht in Georgië, Oekraïne en de andere vroegere Sovjetrepublieken die door de transnationale elite worden gebruikt om Rusland te omsingelen. De “kapitaalvlucht” van bijna 20 miljard dollar tijdens de dagen na de oorlog met Georgië en de ineenstorting van de Russische aandelenbeurs die harder dan elke andere beurs in de wereld werd getroffen, laat echter een andere trend zien![20] Tijdens de beurscrash van september 2008 had men alle noteringen moeten stilleggen.

Naar mijn mening is het eerder onwaarschijnlijk dat de huidige Russische elite inderdaad de potentiële rol van alternatieve pool voor de transnationale elite kan spelen zolang het Kremlin de belangen van het geïnternationaliseerde deel van de economische elite met die van het “nationale” deel ervan wil  verzoenen. De fractie van de economische elite die de volledige steun van de transnationale elite geniet, staat nog altijd erg sterk en ze kan via de open en geliberaliseerde markten verwoestende schade aan de Russische politieke elite toebrengen. De kapitaalvlucht en de sluiting van de Russische aandelenmarkt waren niets anders dan waarschuwingsschoten die lieten voorvoelen wat de Russische economie zou kunnen overkomen, indien de politieke elite, los van de door de transnationale elite opgelegde voorschriften, een waarachtig onafhankelijke rol zou willen spelen. De enige werkelijke kans voor de Russische politieke elite om een alternatieve pool te vormen kan zich daarom enkel voordoen als de transnationale elite Rusland in een “verdomhoekje” zou willen zetten door het land militair volledig te omsingelen. In dat geval kan de huidige elite – of in de toekomst misschien een meer nationalistische elite – dan wél de noodzakelijke economische en politieke maatregelen treffen om met de afhankelijkheid van de transnationale elite te breken.

 

(Vertaling: André Mommen)

 

Noten:


[1]  Takis Fotopoulos, “Globalisation, the reformist Left and the Anti-Globalisation ‘Movement’”, Democracy & Nature, jg. 7, nr. 2, 2001.

[2]  Takis Fotopoulos, “The New World Order in Action: From Kosovo to Tibet”, in The International Journal of Inclusive Democracy, jg. 4, nr. 3, 2008.

[3]  Takis Fotopoulos, “The First War of the Internationalised Market Economy”, in Democracy & Nature, jg. 5, nr. 2, 1999.

[4]  Zie het voorstel tot een confederale inclusieve democratie in Takis Fotopoulos, Towards an Inclusive Democracy, Londen en New York: Cassel Continuum, 1996, hoofdstuk 6.

[5]  Fotopoulos, 1999 (zie noot 3)

[6]  R. Vintrova, “The general recession and the structural adaptation crisis”, in East European Economics, jg. 3, nr. 3, 1993.

[7] World Bank, World Development Indicators 2005, hoofdstuk 4.2.

[8]  Ibidem, hoofdstuk 4.5.

[9] Michael Ellman, Socialist Planning, Cambridge: Cambridge Univrsity Press, 1979, blz. 267-268.

[10] Stephen F. Cohen, Failed Crusade, New York: W. W. Norton, 2001.

[11] World Bank, a. w., hoofdstukken 2.1 en 2.19.

[12] UN, Human Development Report 2005, hoofdstuk 2.

[13] Geciteerd door Luke Harding, “$19bn taken out of country since invasion of Georgia began on August 8”, in The Guardian, 6 september 2008.

[14] World Bank, a.w., tabel 2.14.

[15] Conald Walsh, in The Observer, 2 november 2003.

[16] “Russia: ‘How Long Can The Fun Last?’”, in Business Week, December 2007.

[17] RIA-Novosti, 27 december 2007.

[18] Luke Harding, “Petro-dollars fail to trickle down to pensioners, jobless and government workers”, in The Guardian, 15 maart 2007.

[19] Steven Best (red.) Παγκοσμιοποιημένος Καπιταλισμός, Εκλειψη της Αριστεράς και Περιεκτική Δημοκρατία (Geglobalizeerd kapitalisme. De eclips van links en de inclusieve democratie), Athene: Koukida, mei 2008, blz. 321-384. http://www.inclusivedemocracy.org/fotopoulos/greek/grbooks_koukida/grbook_koukida.htm

[20] Luke Harding, The Guardian, 6 september 2008.